29 december 2008

Vijfhonderd

Dat is het aantal bladzijden dat ik in Word heb volgetypt de afgelopen drie maanden. Gebeurde situaties beschrijven, notities uittypen, info uit gesprekken verwerken, bedenkingen uiten, indrukken weergeven, enzovoorts. Alles moet worden uitgetypt als het nog heel vers in mijn hoofd zit. Minstens twee uur per dag zit ik met mijn laptop op schoot alles ‘eruit te gooien’. Als ik klaar ben is het alsof ik naar de grote WC ben geweest: leeg en voldaan, maar weten dat het morgen weer moet :-).

Elk beetje informatie dat je denkt dat bruikbaar is, moet je twee, nee drie of nog beter vier, vijf keer checken. Want mensen zeggen verschillende dingen op verschillende momenten, die niet overeenkomen met elkaar. Of ze zeggen iets, en doen dan het tegenovergestelde. Of ze vertellen dingen die je niet van de eerste keer kan plaatsen door een gebrek aan achtergrondkennis.

De eerste weken voelde ik me vaak overweldigd door al het nieuwe en tegenstrijdige, maar door te observeren wat mensen zeggen, wat ze zeggen wat ze doen, en wat ze effectief doen, krijg je langzaam meer inzicht. Je moet op scherp staan, een klein dingetje kan al van belang zijn en je plots iets doen beseffen: een terloopse opmerking, een reactie van een persoon op een situatie, een conflict.

Ik ben onderzoekster, maar loop hier dus niet rond als een journalist met een microfoon, de mensen achtervolgend. Neen, het meeste leer ik door spontane situaties en informele gesprekken en door vriendschappelijke relaties op te bouwen met mensen. Er wordt hier heel wat afgelachen en onnozel gedaan, wat al geresulteerd heeft in hilarische foto’s en filmpjes. Als er dan een gesprek begint over een onderwerp waarvan ik voel dat het betekenisvol zou kunnen zijn voor mijn onderzoek, stel ik meer gerichte vragen en neem ik –als de situatie het toelaat- mijn notitieboekje erbij. Zo heb ik al een dozijn boekjes volgekribbeld.Het is een puzzel van duizend stukjes en elk stukje dat ik ontdek geeft een kick.

Kortom: de manier van leven is hier relaxed – daarvoor is dit Afrika - maar mijn brein is steeds hard aan het werk.

Op 2 januari zit het er hier op. Dit was mijn ‘orientatieperiode’. Ik had twee doelen. Ten eerste de taal leren waarin ik nu redelijk goed ben, wat in het begin niet eenvoudig was omdat het bijna helemaal gebeurde zonder hulp van een ‘gedeelde tussentaal’ zoals Engels of GSL - aangezien de meesten volledig monolinguaal zijn in AdaSL. Het tweede doel was om een brede indruk op te doen van het leven van dove mensen in Adamorobe, op de manier beschreven in de bovenstaande paragrafen.

Het wordt een helse taak, maar die 500 bladzijden moeten geanalyseerd worden. Met een computerprogramma verdeel ik klein beetje informatie in categorieen onder. Mogelijk bruikbare stukjes moeten eruit gefilterd worden en nieuwe vragen geformuleerd. Ik ga thema’s en onderwerpen moeten uitkiezen waarop ik mij speciaal zal richten in mijn tweede onderzoeksperiode, die zes maanden zal duren. Ik moet ook al een eerste onderzoeksrapport schrijven en in april hierover een soort mondeling examen afleggen om voort te mogen doen met dit doctoraatsonderzoek. In mei ben ik terug hier, voor mijn tweede en laatste onderzoeksperiode, en dan komen er weer geregeld blogpostjes, want ik heb nog een hele lijst onderwerpen waarover ik wil bloggen!

23 december 2008

De dove god versus(?) de Lutheraanse kerk

21 december. Ik ga tegen vier uur ‘s avonds naar een compound vlak bij de mijne, waar de schrijn is van de god Adamorobe Ayisi. Een groepje mannen trommelt en vrouwen slaan met gongetjes op elkaar. Een dikke horende vrouw met wit poeder over het hele lijf danst en geeft boodschappen door van de goden, maar niet in gesproken Twi. Neen, ze zegt geen woord, maakt danspasjes en begint te gebaren en uit te beelden. “Nu is ze bezeten door de dove god”, verklaren Akosua en Afua. Wanneer deze fetish een horende god ‘wordt’, spreekt ze weer.

Traditionele religie is hier nog levend en de symboliek sluit nauw aan bij de geschiedenis, de familie-clans, de oogst op het land, de dieren die hier leven enzovoorts. Er is niet één god maar meerdere goden en ‘doof dorp’ Adamorobe heeft dus ook een dove god. Deze goden en de overleden voorouders moet je paaien door eten en drinken te offeren (door het op de grond te gooien/smijten) en door een aantal regels te volgen.

Maar ook het christendom heeft hier opgang gemaakt. Niet (meer) het katholicisme; dat was en is niet erg succesvol in Ghana, maar allerlei andere denominaties: pentecostalisten, zevendedagadventisten, presbyterianen, en nog massa’s waarvan ik nog nooit had gehoord. Adamorobe telt er maar liefst minstens elf (!). Naast deze horende christelijke kerkgroepen in het dorp komt er wekelijks een dove Lutheraanse evangelist uit Accra voor de doven.

Want ja, ook doof Ghana is bekeerd. Als je aangeeft niet naar de kerk te gaan word je getrakteerd op ongelovige blikken en grote verontwaardiging, en word je het doelwit van bekeerpogingen die nog aanhoudender zijn dan de huwelijksaanzoeken van horende mannen. Een aantal van de kerken in Accra en andere steden voorziet vertaling in Ghanese gebarentaal, en ook de liederen en psalmen worden vertaald in GSL (eigenlijk meer SSE).

Een pastoor die is opgeleid in Kumasi (een andere grootstad in Ghana) past deze benadering dus ook toe in Adamorobe. Elke week aanschouw ik dus hoe dove Adamorobers liedjes kopieren van de evangelist en niet eens begrijpen wat ze zingen. Jarenlang werden de preken wel vertaald van Ghanese gebarentaal naar Adamorobe gebarentaal door een doof persoon, maar deze persoon is enkele jaren geleden ziek geworden en gestorven.

Een andere vooravond in december. Kwasi gebaart naar me hoe hij als kind nog niet christelijk was, en meehielp met de traditionele rituelen. “Maar ik ga naar de kerk nu.. dus ik doe er niet meer aan mee, ik ga wel kijken maar ik eet niet van wat ze klaarmaken”. Er wordt namelijk voedsel klaargemaakt en uitgedeeld op die rituelen, en daarvan eten wordt gezien als ‘meedoen’. Tijdens het ritueel vermeld in de eerste paragraaf slaat Afua schnapps af omwille van haar kerkgeloof maar Akosua drinkt er wel van. Kwadzo, één van de dove mannen, is nogal actief in de traditionele religie en krijgt hierdoor veel kritiek van de rest.

Deze kritiek wordt niet ingegeven door een geloof dat deze goden ‘niet echt’ zijn, maar het feit dat deze juist wel echt zijn en dat het gevaarlijk is om je ermee in te laten. Je gaat dan naar de hel, omdat het neerkomt op duivelsverering: een overtuiging overgebracht door christelijke missionarissen. Het is hier in Ghana echter helemaal niet ongewoon om beide religies te beoefenen, hoe contradictorisch dit ook mag lijken.

Verder zijn hier bijna dagelijks verwijzingen naar hekserij: heksen zijn bijvoorbeeld jaloerse familieleden (zoals oude vrouwen) die mensen vergiftigen en veel sterfgevallen (van zowel doven als horenden) door bijvoorbeeld erge ziekte worden verklaard door beheksing. Ik krijg waarschuwingen zoals niet te wandelen via het centrale (drukste) pad van het dorp, want “daar zijn teveel heksen!”. Of neem bijvoorbeeld: “Er was gestolen van mijn land dus ik gooide eieren en een fles schnapps in de rivier en de dief werd doodziek”. Dit is een voorbeeld van divinatie. Er wordt ook aan magie gedaan: objecten en dingen zoals haren en vingernagels worden gemanipuleerd om een doel te bereiken dus een doof meisje vertelde me ooit: “mijn ondergoed was gestolen dus ik was doodsbang”.

Zulke dingen krijg ik te horen in verhalen en gesprekken en kan ik gelukkig wat plaatsen door mijn antropologie-studies, anders zou ik door de bomen het bos niet zien: de christelijke god in de hemel en de Akan-goden - waaronder een dove god - die leven in en rond Adamorobe. De geesten van de overleden voorouders die om ons heen dwalen. Hekserij en magie die worden beoefend door echte mensen. Deze wereld is vol van onzichtbare wezens en “duivelse” praktijken, georganiseerd in een cocktail die voor westerse ogen erg ongelooflijk zou kunnen overkomen maar die voor de dove en horende mensen hier heel echt is.

16 december 2008

Trouwen of toch maar niet?

Op een dag, jaren geleden. werd de gong geslagen in het dorp. Er werd een mededeling gedaan: doven mogen niet meer met doven trouwen zegt de chief, omdat je dan dove kinderen kan krijgen. Dit terwijl er in Adamorobe toch veel horenden zijn met dove kinderen, en horende mensen met dove ouders. Er bestonden zowel doof-horend als doof-doof huwelijken. Het laatste type mocht dus niet meer.

Enkelen gehoorzamen het verbod en trouwden met horende personen. Sommigen onder hen hadden er geen moeite mee want “doven roddelen toch veel te veel!”. Anderen zaten erg verveeld met de nieuwe regel, omdat zij het geen aantrekkelijke optie vinden om met een horende te trouwen. In hun ogen zijn horenden per definitie slechte echtgenoten. Veel doven hebben immers mislukte huwelijken met horenden achter de rug.

We staan op het dorpsplein. Kwasi verklaart persé met een dove persoon te willen trouwen en ik test hem even uit: “en wat als je een doof kind krijgt?”. “Dat heb ik graag”, verklaart Kwasi vastbesloten. Hij wijst in de richting van de heuvels: “En ik stuur het naar de dovenschool daar”. Dat er een grote dovenschool in de buurt is betekent dat een doof kind een toekomst heeft. Negeren deze mensen het verbod van de chief dus, en trouwen ze toch met andere doven?

Nou, het is wat complexer. Veel doven mogen niet trouwen met elkaar om een andere reden. Praktisch alle doven zijn hier familie van elkaar: broer of zus, neef of nicht, of aangetrouwd. Je mag in deze matrilineaire samenleving een huwelijk sluiten met bepaalde familieleden en met andere niet. De vier doof-doof huwelijken die er momenteel zijn in Adamorobe breken de regels (die wat te ingewikkeld zijn om kort uit te leggen).

Eèn van deze ‘foute’ huwelijken was dat tussen Ama en Kofi. Daar komt nog bij dat Ama zeker 25 jaar ouder is dan haar man, wat ook ongebruikelijk is hier. Ze was na een scheiding lang vrijgezel en koos voor hem nadat hij haar leven redde toen ze werd gebeten door een gifslang. Dat gaf de doorslag om toch te trouwen met Kofi: “Mijn familie moet niets zeggen... hij heeft zo intensief voor mij gezorgd, terwijl zij niet naar me omkeken”.

Deze huwelijken zijn echter controversieel, krijgen kritiek, en zijn niet erkend of bekrachtigd door hun families. Soms krabbelt men terug om die reden: verschillende doven hadden een relatie met die of die neef of nicht en beslisten toch maar om er niet mee door te gaan.

Waarom trouwen ze niet gewoon met een doof persoon van buiten Adamorobe, bijvoorbeeld uit de hoofdstad? “Vrouwen van Accra gaan niet naar de farm”, vertelde Kwasi, “ze trippelen maar wat truttig rond”. En het is duur. In Accra trouwt men “met een ring en een kleed”. Een christelijk huwelijksfeest dus. Hier in het dorp trouwt men op de traditionele manier: een overeenkomst tussen de families, bezegeld met wat sterke drank en wat geld. Eenvoudig en betrekkelijk goedkoop.

Een aantal dove mensen hier zijn dus vrijgezel, waarvan de meesten één keer of meermaals gescheiden. Scheidingen gaan hier redelijk gemakkelijk en komen veel voor. De vrijgezelle doven staan voor drie keuzes die worden aangevoeld als onaantrekkelijk: trouwen met een horende willen ze niet (meer), trouwen met een doof familielid mag niet en trouwen met een dove persoon ‘van buiten’ is duur of de leefwereld te anders. Een levenspartner vinden is hier dus geen sinecure.

5 december 2008

Gebarenscala in Ghana

Het is 6 uur ‘s ochtends. Ik loop naar buiten om de dagelijkse dorpsgewoonte van ‘mensen groeten’ aan te vangen. Ik kom al meteen een horende man tegen, en ik groet hem. Hij gebaart: “hoe gaat het met je?” Ik antwoord dat alles goed gaat, en hoe gaat het met hem? Ik voel de volgende vraag al aankomen: “Word mijn partner, ik wil met je trouwen want je bent zo mooi, met je blanke huid”. Ik weiger: “Neen, ik heb al een partner”. “Laat hem zitten en trouw met een zwarte man! Hij is toch niet hier, dus trouw met mij!”.

Ik legde al uit dat door de hoge aanwezigheid van dove mensen in dit dorp doorheen de generaties, veel horenden hier dus de Adamorobe gebarentaal (=AdaSL) kennen en gebruiken. Ouders, kinderen, broers en zussen, mensen in de etensstalletjes en mensen die je tegenkomt op de paden van Adamorobe, communiceren dus in gebaren met de doven die hier wonen, en dus ook met mij. Bovenstaande is standaardgesprek met (soms erg vervelende) horende mannen :-p.

Enkele weken geleden ging ik naar Accra, waar ze uiteraard geen Adamorobe gebarentaal kennen. Toch was het niet zo dat ik volledig moest terugvallen op geschreven communicatie. In mijn post ‘Scala’ van twee maanden geleden had ik het al over het fenomeen van horende mensen die geen gebarentaal kennen, maar van natura wel eenvoudige gebaren (‘gestures’) gebruiken in hun communicatiestijl. Veel mensen kennen wel het voorbeeld van de Italianen met hun uitgebreide aantal ‘gestures’. Zo is het hier in Ghana (en minstens een groot deel van Afrika) ook, maar met gestures die natuurlijk enorm verschillen van deze die in Italië worden gebruikt.

Wel, toen ik dus naar Accra ging na enkele weken Adamorobe viel het me sterk op dat eenvoudige interacties met horende Ghanezen in Accra ineens beter verliepen. Ik heb het dan over het gebruiken van gestures zoals ‘komen’, ‘gaan’, ‘kom je van ver?’. In een jeugdhotel: “ga naar daar om je naam te laten opschrijven en kom dan terug naar hier” en “hoeveel nachten blijf je slapen?”. Ook communicatie met taxichauffeurs, buschauffeurs en straatverkopers ging gemakkelijker. Deze gestures had ik opgepikt in Adamorobe en werkten veel beter in Accra dan mijn Europees handen-en voetenwerk. Dus terwijl ze buiten Adamorobe geen Adamorobe gebarentaal kennen, hielp mijn achtergrond in Adamorobe gebarentaal me interessant genoeg om ook in Accra wat beter te communiceren.

In een uithoek van west-Accra waar ik op bezoek was, was ik getuige van een conversatie tussen Joseph, een dove man en een horende vrouw die van haar farm kwam. Ze kenden elkaar. Ze wilde geld van hem en er volgde een plagend gesprek. Hij deed verschillende gebaren die ik herkende van in Adamorobe: ‘bedriegen’, ‘partner’, ‘man’, ‘boerderij-land’, ‘geld’, enzovoorts. Toen de vrouw weg was, merkte ik op dat dat en dat en dat gebaar ook wordt gebruikt in Adamorobe. Hij verklaarde dat hij wel eens met doven babbelt die nooit naar school zijn geweest en dat hij dan ook die gebaren gebruikt, dat dit ‘gestures’ zijn die veel Ghanezen kennen en gebruiken.

Dit alles zette me aan het denken. Ik herinnerde me een gesprek met Sam, een dove Afrikaanse universitair, die me ooit zei dat het voor hem vreemd aanvoelde om dorpsgebarentalen zoals AdaSL als volledig aparte talen te behandelen, want AdaSL incorporeert veel ‘gestures’ die horende mensen ook gebruiken. Echter, AdaSL is niet zomaar een verzameling gestures zoals deze die de Italianen gebruiken, maar is veel complexer en bevat veel specifieke gebaren die een buitenstaander niet begrijpt. Joseph, de hierboven vermelde dove man, is in Adamorobe geweest. Hij zei dat hij niet veel begreep van AdaSL, in tegenstelling tot de meeste horende mensen die in Adamorobe zijn opgegroeid.

Zowat lijnrecht tegenover AdaSL en alledaagse Ghanese gestures staat GSL (Ghanaian Sign Language), de Ghanese gebarentaal die in de dovenscholen wordt gebruikt. Deze gebarentaal is zeer sterk beïnvloed door ASL, de Amerikaanse gebarentaal, omdat een Afro-Amerikaan, Andrew J. Foster, het dovenonderwijs in een groot deel van Afrika op poten heeft gezet, met Ghana als startpunt. GSL heeft erg vlakke gezichtsuitdrukkingen, minimale mondbeelden en maakt geen gebruik van bovenvermelde Ghanese gestures. Het is een compleet andere taal. GSL wordt door veel Ghanese doven gezien als “echte gebarentaal”, een taal met status gelinkt aan geletterdheid, aangezien het de school-taal is. ‘Dorpsgebaren’ zijn in hun ogen ‘plat’ en ‘niet echt’ en volgens geschoolde doven die ik in Accra ontmoette kunnen doven (en horenden) uit Adamorobe bijgevolg dus niet ècht gebaren.

Twee jaar geleden was ik voor 3 maanden in Bolgatanga, noord-Ghana, voor vrijwilligerswerk op zo’n dovenschool. Daar leerde ik een basis GSL. GSL was voor mij duizend maal gemakkelijker om te leren dan AdaSL omdat de grammatica veel meer overeenkomt met westerse gebarentalen. Maar ook al was AdaSL een pak moeilijker te leren, ik heb het gevoel dat wonen in Adamorobe me een mini-crashcursus Ghanese cultuur-en-taal-integratie had gegeven, veel meer dan mijn verblijf op de dovenschool in het noorden.

29 november 2008

De tattoo

Een aantal van de doven hier hebben een tattoo op de binnenkant van hun onderarm. In drukletters: hun naam, en de naam van het dorp, Adamorobe. (zie ook fotosite Elena Rue) Bij horenden had ik dat nog niet gezien. Op de laatste dag van oktober - ik was toen sinds twee weken in het dorp - begin ik hierover een conversatie. Ik vraag aan Kofi: “Jij hebt die tattoo op je arm, waarom hebben horenden dat niet en doven wel?”. Hij begint me uit te leggen dat dat is om buiten het dorp niet verloren te raken. Hij weet hoe hij naar Accra moet - de hoofdstad die enkele tientallen kilometers verderop ligt - en hij kent de weg naar verschillende andere plaatsen. Dat heeft hij geleerd van Samuel, een oudere dove man van Accra die al lange tijd in Adamorobe woont en de doven bijbelles gaf, maar ze dus ook meenam naar de hoofdstad.

Wel, om hier in Ghana ergens te raken kom je op grote schijnbaar chaotische ‘lorry stations’ met allemaal minibusjes (‘trotros’) kriskras door elkaar: die busjes die wij afdanken in Europa, die worden hier als openbaar vervoermiddel gebruikt. Je raakt doorgaans bij het juiste busje door rond te vragen. “De buschauffeurs in Accra herkennen het gebaar niet voor Adamorobe”, zei Kofi tegen me. En de plaatsnaam even opschrijven is niet vanzelfsprekend. Kofi is een boer die nooit naar school is geweest. Samuel leerde hem zijn naam te schrijven maar ‘Adamorobe’ is moeilijker te onthouden. Hij laat dus zijn tattoo zien aan mensen op het busstation en dan raakt hij aan de juiste tro-tro. “Ik wil niet elke dag opnieuw en opnieuw en opnieuw naar mijn land”; legde hij me uit. Het voelt goed om er eens tussenuit te kunnen. En om dan te laten zien dat hij, Kofi, zonder problemen alleen op en af naar Accra gaat.

Enkele weken later hoorde ik een verhaal over Kwadzo, die tattoo-loos is. Hij was ooit verloren geraakt en daardoor maanden van huis weg. Ik vroeg hem om me het verhaal te vertellen. Hij moest naar een cocoa-plantage (veel mensen uit Adamorobe hebben in cocoaplantages buiten Adamorobe gewerkt of zijn geëmigreerd naar daar). Hij wist de weg, maar toen hij aangaf waar hij van de bus moest, reed de chauffeur gewoon door. Hij kwam ergens terecht waar hij het niet kende. Hij liep rond voor lange tijd tot de politie hem oppakte. Hij slaagde er niet in om mee te delen waar zijn woonplaats was. Hij werkte enkele maanden lang op een stukje land, waar hij aan was geholpen door de politie. Op een dag kwam de politie eindelijk erachter van waar hij komt en werd hij teruggebracht. Iedereen was dolblij dat hij niet dood was. Zo zie je maar. Een tattoo kan je nogal wat last besparen.

Enkele dagen geleden op een begrafenis zag ik een vrouw met een soortgelijke tattoo. Een horende vrouw. Ik gluurde naar haar arm om te lezen wat er onder haar naam stond: “Oyibi”. Oyibi is een dorp vlakbij Adamorobe. Die tattoos zijn dus niet iets specifiek van en voor de dove mensen. Een horende mens die spreekt, kan dus wel degelijk de naam van haar dorp zeggen tegen een buschauffeur of politieman. Even was ik verward.

Dan herinnerde ik mij een gesprek met Kwame, die de eerste dove was met zulk een tattoo. Hij vertelde me dat hij die liet zetten onder druk van zijn vader, toen hij ging werken in een cocoa-zone buiten Adamorobe. Omdat – zo zei zijn vader – als jij dood gaat in een bus-crash (er gebeuren nogal wat fatale incidenten hier), hoe gaan ze dan weten wie jij bent en waar ze je lijk moeten afleveren? In Europa kijken ze dan in je portefeuille. Om je identiteitskaart te vinden. Misschien dienen die tattoos gewoonlijk dus als een soort paspoort, en krijgen de tattoos een bredere betekenis en functie voor doven?

12 november 2008

‘Doven zijn vrienden’ en ‘horenden zijn slecht’

Op een donderdagmorgen rond half 8 ging ik naar een huis waar enkele doven wonen. (een ‘huis’ bestaat hier uit ‘kamers’ rond een soort openlucht binnenplaats waar de mensen koken, wassen, babbelen, eten,... en bevat vaak verschillende gezinnen). Ama, Kofi en Kwaku – drie doven - zaten in een schuurtje maïs te pellen. Ik wist dat de maïs waarschijnlijk afkomstig was van het land van Ama en Kofi en ik checkte bij Ama: “van wie is die maïs?” Ze bevestigde mijn vermoeden: “van Kofi en mij”. Ik vroeg: “hoe komt het dan dat Kwaku dan ook bezig is?” Ama lachte en antwoordde: “ah:-) “doven hetzelfde hé”, “Hij kwam langs om ons te begroeten, zag ons werken en hielp ons.”

Op een avond. Ik ben in hetzelfde huis als dat vermeld hierboven, aan het babbelen met enkele doven. Opeens komt Kwabena vertellen dat Kwadzo, een andere dove man, hem een ferme mep had gegeven. Kofi zegt verontwaardigd: “maar jullie zijn toch alletwee doof, waarom vecht Kwadzo dan? (met een nors gezicht) Horende mensen mag je afmaken, dat is niet meer dan juist, maar doven zijn hetzelfde, met doven moet je vrienden zijn”. (even ter nuance, dat van ‘horenden vermoorden’ meende hij niet ècht, hij was gewoon kwaad ;-))

Het slot van mijn vorige blogpost gaf al een hint in deze richting: er bestaat een sterke band tussen (minstens een deel van) de 40 doven die wonen in dit dorp. Deze mensen zijn geneigd om samen te werken op het land, zijn geneigd om elkaar op te zoeken voor gesprekken, met elkaar te trouwen enzovoorts,... De bovenstaande anekdotes zijn er slechts twee uit een hele reeks die ik al heb opgetekend.

Het is een van de eerste dagen hier. Ik zit op een heuvel op het stuk land van twee doven. We blazen uit van de wandeling naar daar. Kofi is wat stil. Op een moment zegt Ama tegen Kofi dat hij met me moest babbelen, dat we alletwee doof zijn, en dus hetzelfde zijn, en dat hij dus tegen mij moest praten.

Op een avond. Kwasi was erg uitbundig. Hij zei dat hij me cassave wou schenken omdat we alletwee doof zijn. Hij schudt mijn hand en zegt enthousiast: “We zijn alletwee doof, jij bent blank, maar wuif ik jou weg? Neen! We zijn vrienden, alletwee doof”. Dit herhaalde hij keer op keer: “Jij bent blank en ik ben zwart maar wuif ik jou weg? Nee!”


‘Doven hetzelfde’ lijkt dus ook mijn ‘integratie’ hier te vergemakkelijken (al moet ik erbij vermelden dat een horende onderzoekster van voor mijn tijd hier blijkbaar ook een warm welkom kreeg). Ik ben altijd welkom bij de dove mensen thuis, verschillenden onder hen komen hier ook eens langs, ze zorgen dat mijn waterton altijd water bevat, ze gaan met me mee als ik niet weet waar iets te kopen, ze leren mij hun gebaren, enzovoorts enzoverder, en herhalen voortdurend dat ik net zoals zij ben, ‘doven hetzelfde’. Ook al ben ik tegelijk eigenlijk ook heel verschillend: blank, hooggeschoold en in hun ogen ‘rijk’. Er wordt hier dus goed voor mij gezorgd en het is soms moeilijk (later meer daarover) maar nooit saai. Ik voel me nooit alleen en sommigen zeggen zelfs dat ze me niet willen laten gaan. Soms vind ik het verbazingwekkend.

Echter, zoals men kan vermoeden na Kofi’s ‘vermoorden’-quote hierboven geciteerd: hier bestaat ook een sterk negatief gevoel tegenover horenden. “Horenden zijn slecht” lijkt hier wel een stopwoordje, net zoals “doven zijn hetzelfde/vrienden”.

Veel doven hebben slechte relaties met horenden. Wat steeds terugkomt in de verhalen die ze mij vertellen als ik vraag waarom horenden zo slecht zouden zijn, is: horende mannen geven hun dove vrouwen geen geld, horende vrouwen stelen geld van hun dove mannen, horenden schelden doven uit, beledigen hen en behandelen hen niet respectvol.

Er is daarom ook een keerzijde: als ik omga met horende mensen (om hun visies te weten te komen) vertrouwen de doven het niet en willen ze me (overdreven) beschermen. Een groot deel van de horende mannen die ik tegenkom vragen me ten huwelijk (ja, typisch Ghanees) en dan luidt het steevast “horenden zijn slecht!” Als een horende persoon naar me toe komt en een schrijfgesprekje begint met me in het Engels, wordt het met een scheef oog bekeken en word ik herhaaldelijk gewaarschuwd dat alle horenden bedriegers zijn en dat ik hun beter helemaal links laat liggen; ook al vertaal ik alles wat er geschreven wordt in gebaren om hen niet buiten te sluiten en ook al is het gesprek compleet onschuldig: bijvoorbeeld over een lokale traditie Odwira genaamd. In andere woorden: er bestaat enorm veel achterdocht naar de bedoelingen van horende personen. Dus ook al zeggen doven vriendelijk goedendag tegen horenden, en communiceren ze dagelijks met horenden in de lokale Adamorobe gebarentaal, tegelijk is in gesprekken tussen doven onderling die achterdocht jegens horenden zeer sterk aanwezig.

Waarom dit dus interessant is? Eerder vermeldde ik al dat hier door de grote aanwezigheid van doven door de verspreiding van een gen voor doofheid, dus door de eeuwen heen een lokale gebarentaal is ontstaan die ook veel horenden beheersen (in verschillende mate). Er zijn verschillende dorpen met soortgelijke situaties bekend, in Mexico, India, Bali, Israël en nog enkele plaatsen. Wel, sommige ‘Deaf Studies’ theorieen stellen dat in deze plaatsen, doven minder (of helemaal niet) de neiging hebben om elkaar op te zoeken. Dit omdat er daar geen of weinig communiciatieproblemen zouden bestaan met horende mensen omdat deze kunnen gebaren. In andere woorden: dat doven elkaar dus pas opzoeken als communicatie tussen doven en horenden faalt. Maar dat is dus niet het geval in Adamorobe. Er bestaat een band tussen de doven, zoveel is zeker. Een van mijn onderzoeksdoelen is uitzoeken waar die band dan vandaan komt, hoe is die band ontstaan of gemotiveerd?

Is de ‘doven-hetzelfde’ of ‘doven-zijn-vrienden’ intuïtie enkel vanwege de boven vermelde negatieve ervaringen met horenden - dat doven naar elkaar toe worden gedreven? Of worden doven ook aan elkaar gebonden op een ander niveau, niet direct gelinkt met negatieve ervaringen? Er zijn verschillende zeer uiteenlopende manieren waarop er in Adamorobe onderscheid werd en wordt gemaakt tussen doof en horend. Doven gaan apart naar een dovenschool en hebben aparte kerkdiensten in gebarentaal, doven doen patrouillewerk, doven als groep doen of deden culturele voorstellingen en storytelling op festivals ... Is er misschien ook een soort universele (Deafhood-)intuïtie waardoor doven naar elkaar toe worden gedreven? In elk geval, de band die er kan bestaan tussen doven gaat veel verder dan taal en communicatie en dat is ook zo in Adamorobe, dat is me al erg duidelijk, nu al.

3 november 2008

‘Hetzelfde’?

Antropologie lijkt soms wel detectivewerk. In AdaSL (de Adamorobe gebarentaal) is er erg specifieke terminologie voor verschillende soorten bereidingen van vis, allemaal verschillende groenten en landbouwgewassen, een ingewikkeld systeem om over geld te communiceren, enzovoorts. Maar voor familierelaties is de terminologie nogal eenvoudig. Het gebaar voor ‘hetzelfde (als tegengesteld aan ‘anders’/’verschil’)’, ‘zus/broer’, ‘vriend’ en ‘neef/nicht/tante/nonkel’ is één en hetzelfde gebaar: twee vingers die je omdraait en schudt van links naar rechts. De eerste drie betekenissen had ik snel door, maar dat dat gebaar ook ‘neef/nicht/tante/nonkel’ betekent had ik pas na een week van verwarringen door. Een enorme openbaring was dat, en tegelijk ontmoedigend :)

Want neem daarbij dat de meeste dove mensen hun naam niet kunnen schrijven (ook vandaag nog gaan niet alle dove/horende kinderen uit het dorp naar school) en als ik al namen vastkrijg via een horende geletterde persoon, kan je uit die namen ook geen familierelaties afleiden omdat mensen hier blijkbaar twee voornamen hebben (en niet eens altijd dezelfde) en geen familienaam (of die niet gebruiken?). Verschillende horende mensen die kunnen schrijven, noteren namen zoals ze klinken, wat dus elke keer anders kan zijn zodat de schrijfwijze voor de naam Asabea bv ook Esabia kan zijn. Neem daarbij dat het hier redelijk normaal lijkt om te scheiden en opnieuw te trouwen, zodat een groot aantal mensen al een of meerdere huwelijken achter de rug hebben in Adamorobe met doven/horenden en dove/horende kinderen bij deze verschillende mensen heeft. Neem daarbij dat de mensen geregeld trouwen met mensen die famieliegerelateerd zijn. En je kan je beginnen voorstellen dat de stambomen hier niet eenvoudig zijn!

Toch is het belangrijk om die familierelaties te begrijpen omdat doofheid hier in families zit en dit hele dorp (of een groot deel ervan) wel lijkt te bestaan uit families. Als je dus het systeem van sociale relaties tussen doven en horenden hier wat wilt proberen te begrijpen moet je erachter komen wie er familie is van wie en op welke manier. Natuurlijk ben ik daar niet de hele tijd mee bezig, maar zo nu en dan. (Wat ik hier dan wel vooral bijleer en meemaak, dat blog ik later nog: ik moest ergens beginnen en andere dingen zijn me voorlopig nog te chaotisch om goed te verwoorden.)

Hoe je dan toch die familiebomen ontrafelt? Doorvragen: “Dus die persoon is ook uit haar moeder geboren?” - “Ja” - “En hij ook, die kerel die we gisteren langskwamen en een dansje maakte voor mij omdat hij met me wou trouwen?” - “Ja” - “Wie is dan de oudste?” - “Neenee Annelies je snapt het niet, zij zijn ‘hetzelfde’ maar zij is niet de eerstgeborene of later geborene”. Ok, neef en nicht dus.
Ik probeerde eens met een oude dove vrouw te communiceren over het feit of een bepaalde dode dove vrouw (met veel dove nakomelingen) haar zus was. Dat lukte maar niet want ze dacht de hele tijd dat ik het over haar moeder had. Want ja, ook dat nog: het gebaar voor vrouw, meisje en moeder is ook hetzelfde. Soms krijg ik er grijs haar van. Met stukjes en beetjes van info lukt het me, en ik dubbelcheck geregeld met verschillende dove/horende mensen en in verschillende situaties. Het is me al duidelijk dat er minstens 40 doven leven in de dorpskern van Adamorobe, die uit minstens 5 grote dove families komen (met makkelijk 5 dove kinderen die nu volwassen zijn, getrouwd, zelf kinderen hebben), die onderling ook nog eens trouwen en vaak direct gerelateerd zijn.

Na een kort gesprek over welke grote families gerelateerd zijn, wil ik een dubbelcheck doen en vraag ik aan de 5 doven rond me: “Dus jullie zijn allemaal ‘hetzelfde’”? (‘hetzelfde’ dit keer bedoelend in de betekenis van ‘neef en nicht’)? “Ja”, gebaarde Ama, “we zijn allemaal ‘hetzelfde’”. “Ook zij?” Ik wees naar een dove vrouw waarvan juist was gezegd dat ze geen directe familie was van hen. Ze antwoordde: “Ja, allemaal”! Ik kijk beteuterd. Een jongen verklaart: “We zijn allemaal doof, dat is waarom we allemaal ‘hetzelfde’ zijn” – zijn gezichtsuitdrukking maakt me duidelijk dat ik het gebaar nu moet interpreteren als ‘vrienden’. Ik wil beginnen: “Maar...” maar ik glimlach, hef mijn schouders op en knik. De puzzel geheel of gedeeltelijk oplossen zal nog wat tijd nodig hebben. :-)

23 oktober 2008

Adamorobe – het begin...

Woensdag 22 oktober, half zeven ‘s avonds. Adamorobe, een dorp gelegen in een vallei tussen groene heuvels, dicht begroeid met cassave, bananenpalmen, cocospalmen, mais, mangobomen en nog veel meer. Aan de rand van het dorp stroomt de rivier de Adamorobe. Ik zit in een pikdonkere kamer bij kaarslicht. De stroom is voor de zoveelste keer uitgevallen maar mijn laptop heeft nog voor ongeveer een uur batterijkracht. Naast me zitten twee kindjes die het interessant lijken te vinden om te zien wat ik typ. Intussen hoop ik dat ik morgen internet zal vinden, in een stad verderop.

Op 15 oktober landde ik in Accra (na een omweg via Bombay om mijn lief te zien) en kwam ik recht naar hier. Het is dus begonnen, mijn doctoraatsonderzoek. Eindelijk!

Ik heb een ruime kamer met groene muren (in twee tinten, dus de verf was waarschijnlijk op ;) in een kaal maar groot huis. De eigenaar komt uit een gezin met 5 dove broers en zussen. Ik ben de trotse bezitter van een stopcontact, een licht, een ventilator, een latex-foam matrasje op de grond, een tuinstoel en een wankel mini-tafeltje. Mijn spullen liggen in een hoek verdeeld in verschillende tassen en zakken. Mijn pronkstuk is een grote ton met water die enkele dove vrouwen geregeld bijvullen met pompwater dat ze op hun hoofd naar hier dragen. Met dit water was ik mij, kook ik en spoel ik de WC door.

Seffens zal ik bij zaklamplicht naar de buren gaan, waar bijna tien doven in dezelfde huizengroep wonen. Het was niet mogelijk om bij hun te wonen omdat ze zeer klein behuisd zijn. Maar er komen hier geregeld doven op bezoek bij mij en ik ga ook elke dag een rondje goeiendag-zeggen. Op elk wandelingetje kom ik wel dove mensen tegen. Er wonen hier ongeveer 35-40 doven in één dorp en bijna allemaal zijn ze hier geboren, in verschillende families met zowel dove als horende leden. De gebarentaal die hier door zowel doven als horenden wordt gebruikt is hier in het dorp ontstaan en minstens 200 jaar oud. Het gebarenlexicon verschilt voor bijna 100 procent van de gebarentalen die ik al kende. Toch lukt het intussen al een pak beter om af te lezen, want verschillende van de doven zijn erg actief in het mij lesgeven van hun gebarentaal zodat ik van hen op één week al meer dan 200 gebaren heb geleerd.

Ik kan de keuken in dit huis gebruiken en kan dus af en toe eens een omeletje bakken of wat pasta koken, maar veel mogelijkheid tot ‘westers koken’ is hier niet omdat zowat de enige groenten die ze verkopen tomaten en ajuinen zijn. Ik overleef dus toch vooral op de traditionele Ghanese kost: fufu en banku (gestampte deegballen die je eet met een al dan niet pikant of slijmerig soepje), cassave, eieren, vis en af en toe rijst en wit pluizig weinig voedzaam brood. De vrouw des huizes geeft me een keer per dag een bord zulk eten, ik ga af en toe naar een ‘kraampje’ om klaargemaakte rijst of een bal banku te kopen, er wordt me hier en daar iets aangeboden en gisteren kreeg ik 10 grote slijmerige levende slakken cadeau van Bosmophrah, een dove man (en ze vonden het raar dat ik niet wist hoe ik dat moest klaarmaken, dus kreeg ik een lesje in ‘slijm uit slakken pitsen’ – ik kan verzekeren dat dat een groenige bedoening was).

Voor de rest, dit is ‘een echt Afrikaans dorp’, met sterke tradities en veel verhalen, drama’s, veel sterfgevallen, complexe familierelaties, erge ziektegevallen, geroddel, grote vreugdes en groot verdriet, en last but not least: hekserij-verhalen. En wat het hier dus echt speciaal, bijzonder en intrigerend maakt is de eeuwenlange aanwezigheid van doven in dit dorp en de communicatie en verhoudingen tussen doven en horenden. Ik ben al verschillende interessante potentiële onderzoeksthema’s tegengekomen. Hierover later meer. To be continued, dus!