12 november 2008

‘Doven zijn vrienden’ en ‘horenden zijn slecht’

Op een donderdagmorgen rond half 8 ging ik naar een huis waar enkele doven wonen. (een ‘huis’ bestaat hier uit ‘kamers’ rond een soort openlucht binnenplaats waar de mensen koken, wassen, babbelen, eten,... en bevat vaak verschillende gezinnen). Ama, Kofi en Kwaku – drie doven - zaten in een schuurtje maïs te pellen. Ik wist dat de maïs waarschijnlijk afkomstig was van het land van Ama en Kofi en ik checkte bij Ama: “van wie is die maïs?” Ze bevestigde mijn vermoeden: “van Kofi en mij”. Ik vroeg: “hoe komt het dan dat Kwaku dan ook bezig is?” Ama lachte en antwoordde: “ah:-) “doven hetzelfde hé”, “Hij kwam langs om ons te begroeten, zag ons werken en hielp ons.”

Op een avond. Ik ben in hetzelfde huis als dat vermeld hierboven, aan het babbelen met enkele doven. Opeens komt Kwabena vertellen dat Kwadzo, een andere dove man, hem een ferme mep had gegeven. Kofi zegt verontwaardigd: “maar jullie zijn toch alletwee doof, waarom vecht Kwadzo dan? (met een nors gezicht) Horende mensen mag je afmaken, dat is niet meer dan juist, maar doven zijn hetzelfde, met doven moet je vrienden zijn”. (even ter nuance, dat van ‘horenden vermoorden’ meende hij niet ècht, hij was gewoon kwaad ;-))

Het slot van mijn vorige blogpost gaf al een hint in deze richting: er bestaat een sterke band tussen (minstens een deel van) de 40 doven die wonen in dit dorp. Deze mensen zijn geneigd om samen te werken op het land, zijn geneigd om elkaar op te zoeken voor gesprekken, met elkaar te trouwen enzovoorts,... De bovenstaande anekdotes zijn er slechts twee uit een hele reeks die ik al heb opgetekend.

Het is een van de eerste dagen hier. Ik zit op een heuvel op het stuk land van twee doven. We blazen uit van de wandeling naar daar. Kofi is wat stil. Op een moment zegt Ama tegen Kofi dat hij met me moest babbelen, dat we alletwee doof zijn, en dus hetzelfde zijn, en dat hij dus tegen mij moest praten.

Op een avond. Kwasi was erg uitbundig. Hij zei dat hij me cassave wou schenken omdat we alletwee doof zijn. Hij schudt mijn hand en zegt enthousiast: “We zijn alletwee doof, jij bent blank, maar wuif ik jou weg? Neen! We zijn vrienden, alletwee doof”. Dit herhaalde hij keer op keer: “Jij bent blank en ik ben zwart maar wuif ik jou weg? Nee!”


‘Doven hetzelfde’ lijkt dus ook mijn ‘integratie’ hier te vergemakkelijken (al moet ik erbij vermelden dat een horende onderzoekster van voor mijn tijd hier blijkbaar ook een warm welkom kreeg). Ik ben altijd welkom bij de dove mensen thuis, verschillenden onder hen komen hier ook eens langs, ze zorgen dat mijn waterton altijd water bevat, ze gaan met me mee als ik niet weet waar iets te kopen, ze leren mij hun gebaren, enzovoorts enzoverder, en herhalen voortdurend dat ik net zoals zij ben, ‘doven hetzelfde’. Ook al ben ik tegelijk eigenlijk ook heel verschillend: blank, hooggeschoold en in hun ogen ‘rijk’. Er wordt hier dus goed voor mij gezorgd en het is soms moeilijk (later meer daarover) maar nooit saai. Ik voel me nooit alleen en sommigen zeggen zelfs dat ze me niet willen laten gaan. Soms vind ik het verbazingwekkend.

Echter, zoals men kan vermoeden na Kofi’s ‘vermoorden’-quote hierboven geciteerd: hier bestaat ook een sterk negatief gevoel tegenover horenden. “Horenden zijn slecht” lijkt hier wel een stopwoordje, net zoals “doven zijn hetzelfde/vrienden”.

Veel doven hebben slechte relaties met horenden. Wat steeds terugkomt in de verhalen die ze mij vertellen als ik vraag waarom horenden zo slecht zouden zijn, is: horende mannen geven hun dove vrouwen geen geld, horende vrouwen stelen geld van hun dove mannen, horenden schelden doven uit, beledigen hen en behandelen hen niet respectvol.

Er is daarom ook een keerzijde: als ik omga met horende mensen (om hun visies te weten te komen) vertrouwen de doven het niet en willen ze me (overdreven) beschermen. Een groot deel van de horende mannen die ik tegenkom vragen me ten huwelijk (ja, typisch Ghanees) en dan luidt het steevast “horenden zijn slecht!” Als een horende persoon naar me toe komt en een schrijfgesprekje begint met me in het Engels, wordt het met een scheef oog bekeken en word ik herhaaldelijk gewaarschuwd dat alle horenden bedriegers zijn en dat ik hun beter helemaal links laat liggen; ook al vertaal ik alles wat er geschreven wordt in gebaren om hen niet buiten te sluiten en ook al is het gesprek compleet onschuldig: bijvoorbeeld over een lokale traditie Odwira genaamd. In andere woorden: er bestaat enorm veel achterdocht naar de bedoelingen van horende personen. Dus ook al zeggen doven vriendelijk goedendag tegen horenden, en communiceren ze dagelijks met horenden in de lokale Adamorobe gebarentaal, tegelijk is in gesprekken tussen doven onderling die achterdocht jegens horenden zeer sterk aanwezig.

Waarom dit dus interessant is? Eerder vermeldde ik al dat hier door de grote aanwezigheid van doven door de verspreiding van een gen voor doofheid, dus door de eeuwen heen een lokale gebarentaal is ontstaan die ook veel horenden beheersen (in verschillende mate). Er zijn verschillende dorpen met soortgelijke situaties bekend, in Mexico, India, Bali, Israël en nog enkele plaatsen. Wel, sommige ‘Deaf Studies’ theorieen stellen dat in deze plaatsen, doven minder (of helemaal niet) de neiging hebben om elkaar op te zoeken. Dit omdat er daar geen of weinig communiciatieproblemen zouden bestaan met horende mensen omdat deze kunnen gebaren. In andere woorden: dat doven elkaar dus pas opzoeken als communicatie tussen doven en horenden faalt. Maar dat is dus niet het geval in Adamorobe. Er bestaat een band tussen de doven, zoveel is zeker. Een van mijn onderzoeksdoelen is uitzoeken waar die band dan vandaan komt, hoe is die band ontstaan of gemotiveerd?

Is de ‘doven-hetzelfde’ of ‘doven-zijn-vrienden’ intuïtie enkel vanwege de boven vermelde negatieve ervaringen met horenden - dat doven naar elkaar toe worden gedreven? Of worden doven ook aan elkaar gebonden op een ander niveau, niet direct gelinkt met negatieve ervaringen? Er zijn verschillende zeer uiteenlopende manieren waarop er in Adamorobe onderscheid werd en wordt gemaakt tussen doof en horend. Doven gaan apart naar een dovenschool en hebben aparte kerkdiensten in gebarentaal, doven doen patrouillewerk, doven als groep doen of deden culturele voorstellingen en storytelling op festivals ... Is er misschien ook een soort universele (Deafhood-)intuïtie waardoor doven naar elkaar toe worden gedreven? In elk geval, de band die er kan bestaan tussen doven gaat veel verder dan taal en communicatie en dat is ook zo in Adamorobe, dat is me al erg duidelijk, nu al.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten