24 juni 2009

Survival of the fittest language?

Eerder schreef ik al over het verschil tussen Adamorobe gebarentaal (AdaSL), Ghanese gebarentaal (GSL) en algemene Ghanese ‘gestures’. Die post (Gebarenscala in Ghana) ging meer over Ghana in het algemeen. Maar hoe zit dat in Adamorobe specifiek? Hoe en wanneer zijn de verschillende gebarentalen aanwezig?

De dagelijkse omgangstaal in het dorp is – voor de doven onderling, en de doven met de horenden - AdaSL. Enkele horenden die het niet goed kunnen, gebruiken algemene gestures. Maar de dove priester uit Accra die wekelijks kerkdiensten komt doen voor de doven, gebruikt GSL. Liedjes gebaren in GSL lijken de meesten wel leuk te vinden en ik word steevast aangespoord om met hun mee te doen, al lijkt het vaak niet bepaald op het origineel. Maar de (voor hun onverstaanbare) preek in GSL vinden ze erg saai en menig doof persoon begint te knikkebollen, wat op gesnauw leidt van hun buur die 5 minuten erna zelf in slaap valt. Ik heb de priester al meermaals aanbevolen om de doven hun eigen taal te gebruiken maar hij heeft moeite met de omschakeling, ook al kent hij redelijk wat AdaSL.

De GSL-invloed is er al decennia lang. De huidige priester komt sinds tien jaar, maar daarvoor gaf een andere dove man de doven cathecismus en zelfs wat lees-en schrijfles. De dove volwassenen kennen daarom wat GSL-gebaren en in AdaSL komen (bijgevolg?) GSL-leengebaren wel eens voor, zoals dat voor ‘name’. Het duidelijkste voorbeeld van ‘lenen’ uit GSL zijn echter de naamgebaren gebaseerd op vingerspelling, waarvan de handvorm erg vaak fout wordt gedaan, omdat de doven analfabeet zijn en zodoende niet (goed) kunnen vingerspellen. Naamgebaren uit AdaSL worden namelijk als plagend en beledigend aanzien omdat ze nogal expliciet zijn gebaseerd op hoe een persoon eruit ziet of beweegt; terwijl die gebaseerd op GSL als neutraler worden aangevoeld. Beide versies van naamgebaren zijn in omgang.

Deze twee gebarentalen lijken geenszins gerelateerd en verschillen hemelsbreed. GSL doet over het algemeen tamelijk ‘rustig’ aan, het is een taal met vaak amper mondbewegingen en amper gezichtsuitdrukkingen, zeer veel geinitaliseerde gebaren, en lijkt in mijn ogen veel minder visueel gemotiveerd dan AdaSL. Het is afgeleid van de Amerikaanse gebarentaal; dus geïmporteerd en dan nog wat veranderd binnen Ghana. AdaSL dan weer, gebruikt een erg grote gebarenruimte (soms tot aan de tenen toe), en is een taal met veel grote draaien van de handen en armen; mouthings in Twi, soms Engels, en nog andere mouth-gestures: gebrom, geklik etc.; en zeer sterke gezichtsuitdrukkingen. Zoals al uitgelegd in de al vermelde eerdere blogpost incorporeert AdaSL veel gestures die West-Afrikaanse horenden ook gebruiken en is volledig gegroeid uit de cultuur en het leven hier.

Een jongeman die al van school af is zei me dat een leerkracht van school AdaSL een lagere status toekende dan GSL; maar dat hijzelf vond dat het op hetzelfde neerkomt: effectief communiceren. De doven van Adamorobe lijken over het algemeen neutraal over het verschil tussen de twee talen. Sommigen gebruiken wel eens GSL tegen me, maar ik heb begrepen dat dat gewoon is omdat ze er soms eens zin in hebben of – vaker het geval – omdat ze denken dat ik goed Amerikaanse gebaren ken. Ze hebben blanke Amerikanen (ASL-gebruikers, wat dus erg lijkt op GSL) hier gehad en lijken te denken dat ‘witte-mensen-land’ zeer homogeen is qua cultuur én gebaren. Ter illustratie van het tegendeel heb ik enkelen van hen wat filmpjes van BSL en VGT laten zien.

GSL komt niet alleen binnen via de kerk. Het is de nationale gebarentaal in Ghana en wordt dus gebruikt op de dovenscholen. De acht schoolkinderen van Adamorobe gebruiken dus volledig GSL, wat heel anders uit ziet dan het ‘basaal GSL met zwaar tot zeer zwaar AdaSL-accent’ van de volwassen doven. Deze jongeren hebben werkkansen buiten het dorp omdat hun scholing deuren voor hen opent; maar in Adamorobe hebben enkelen onder hen het lastig omdat ze niet allemaal goed AdaSL kennen. De schoolkinderen zitten immers op internaat en zijn per jaar immers maar een aantal weken in het dorp. In augustus zijn ze hier en zal ik mij speciaal op hen, hun taalgebruik, hun houdingen, toekomstplannen etc. richten. Wordt dus vervolgd.

5 juni 2009

Naar het land, altijd maar weer

De doven van Adamorobe zijn bijna allemaal boeren, in hart en ziel. Elke ochtend zie je ze met hun machete onder hun arm en een tonnetje met drinkwater op hun hoofd, in oude kleren naar hun stukje land vertrekken waar ze maïs, cassave en yam verbouwen. Het land van de boeren van Adamorobe ligt op de omringende heuvels, waardoor de tocht bergop gaat, vaak door lage maar dichte jungle die met het kapmes moet worden bedwongen. Met een stok slaan ze op de grond om slangen en schorpioenen van het pad te verjagen. Achter hen wordt Adamorobe kleiner en kleiner, zoals op de foto aan de bovenkant van deze blog.

Aan de rand van het dorp staat er een oud klein gebouwtje. Dat gebouwtje was een in de jaren zeventig een dovenschooltje. Door een hoogoplopend conflict tussen de leerlingen en hun leerkracht werd het echter gesloten, na slechts enkele maanden. Voor de doven is dit schooltje – waarin nu horende kinderen naar school gaan - de levende herinnering aan hun beperkingen vandaag. “Altijd maar weer naar het land, elke dag opnieuw”, is een verzuchting die hier wel vaker wordt gedaan. Dit is ook voor horenden het meest voorkomende beroep, maar er zijn er ook een aantal met winkeltjes, naaiateliers, timmerzaakjes enzovoorts. De doven voelen zich dus beperkt omdat zij geen vak hebben geleerd op school.

Het is deels ook daarom dat zij zichzelf zien als betere boeren dan de horenden. Een opmerking van Kwame, een dove man van in de 60, luidt: “Horenden zijn lui... terwijl de doven harde en sterke werkers zijn”. De oorzaak van deze overtuigingen gaat echter dieper dan de link met het gebrek aan scholing. In een tekst uit 1973, geschreven door een Ghanese onderzoeker, vond ik een verhaal terug over de oorzaak van doofheid in Adamorobe. Door de eerste mensen die zich vestigden in deze vallei werd een dove man uitgenodigd om te trouwen met een van hun horende vrouwen. De aanname was dat doven sterker zijn en harder werken en de bedoeling was daarom om zoveel mogelijk doven te hebben op het land.

Dit is slechts een van de verschillende verhalen die de oorzaak van doofheid in Adamorobe verklaren. Het komt overeen met wat een horende persoon me hier vertelde: men neemt aan dat doven meer serieus bezig zijn met wat ze doen. Verder vermeldde hij dat de voorouders de doven als boeren zouden hebben getraind.

Allemaal goed en wel, van boeren verdien je hier slechts zeer weinig geld. Vandaar de verzuchtingen over de faling van hun onderwijs. Er zijn door de jaren heen diverse pogingen ondernomen om de doven meer kansen te bieden. Verschillende van de doven zijn voor korte of langere periodes naar de stad gehaald om te leren timmeren of naaien of te werken als bakker. Dat hielden ze om verschillende redenen niet lang vol. Meer recent doneerde een Amerikaanse missie een maïsmolen, een ontwikkelingsproject gericht op de doven dat tot nog toe niet succesvol was. De afspraak hier is dat ik – in ruil voor hun medewerking aan mijn onderzoek - hen ondersteun bij het opzetten van kleine zaakjes zoals vis verkopen, onkruid besproeien of brood bakken; naast hun boerderijwerk dan.

Dit ga ik dan ook proberen, en ik heb een budget ingezameld in Europa waarvan ik een deel zal gebruiken voor dit doel. Of het gaat lukken, is een andere vraag. Zijn hun verzuchtingen een manier om hun levenssituatie te beklagen, te plaatsen en/of te verwerken; of échte aspiraties? Na veel observaties en gesprekken, lijkt het mij van alletwee een beetje te zijn. Maar één ding is zeker: het boeren zit hun in het bloed.